Congresseizoen

Eén van de hoogtepunten uit het leven van onderzoekers, en eigenlijk ook hun reden van bestaan, is het jaarlijkse congres van hun vakgebied. Daar gebeurt het immers: de interessantste ontwikkelingen en de nieuwste resultaten komen voorbij, nog voordat ze gepubliceerd worden in wetenschappelijke tijdschriften. Voor mij is zo’n belangrijk congres dat van de International Society for Thrombosis and Hemostasis, oftewel het grootste congres over alles wat met bloedstolling, of het gebrek daaraan, te maken heeft. Dit jaar werd het gehouden in Berlijn.

Maanden van tevoren was ik er al mee bezig geweest, met het maken en insturen van een korte samenvatting (abstract) van mijn werk. In maximaal 2000 tekens mocht ik uitleggen wat ik had gedaan in Vancouver, waarom dat belangrijk was en wat ik had gevonden. Toen begon het wachten of het abstract geaccepteerd zou worden. Eind mei volgde het verlossende woord: ik mocht een wetenschappelijke poster maken over mijn werk.

In de weken voorafgaand aan het congres loopt mijn mailbox steeds voller met aankondigingen van door de industrie gesponsorde praatjes tijdens het congres, en o, had ik de congresapp al gedownload? Ondertussen de poster nog even laten drukken en de trein en de accommodatie checken. En zo vertrek ik begin juli, samen met 6 collega-promovendi, bepakt en bezakt met posterkokers naar Berlijn.

Bij de registratiebalie bij het congrescentrum krijgen we een naamkaartje, bonnetjes voor de lunch, het programmaboek (formaat Lonely Planet) en de congrestas, gevuld met “informatie” (eigenlijk reclame) van farmaceutische bedrijven. Dan begint het grote uitstippelen van de route en de timing van praatjes: er zijn tientallen sessies tegelijkertijd, in blokken van 2 uur met ieder 5 of 6 presentaties. Het programma loopt van 8:00u ’s ochtends tot 19:00u ’s avonds, maar af en toe sla ik ook heus wel eens een sessie over, bijvoorbeeld om bij te praten met mijn collega-onderzoekers uit Vancouver. Een aantal van mijn directe collega’s zie ik pas weer bij de lunch of ’s avonds, omdat zij naar de trombosepraatjes gaan en twee collega’s en ik naar de praatjes over hemofilie. Bij die sessies kom ik dan soms juist weer andere Nederlandse collega-promovendi tegen die ik ken van eerdere cursussen en congressen.

Zoals altijd als ik naar een congres ga, neem ik me voor van tevoren de abstracts van de praatjes te lezen, en zoals altijd kom ik daar ook nu niet aan toe. Presentaties van de grote namen van wie je altijd artikelen leest, zijn meestal het leukst en leerzaamst: senior-onderzoekers die een goed overzicht geven van het onderzoek en welke onderzoeksvragen nog open liggen. Iedereen in de wereld van de bloedstolling die ertoe doet, en ook velen die er (nog) niet toe doen, zoals ik, zijn erbij in Berlijn. Na afloop van de praatjes is er tijd voor vragen uit de zaal. Voor sommigen lijkt het doel daarvan ‘hallo, ik ben professor XYZ en ik ben er ook’. Ruimte voor grappen over politiek is er ook: een Duitser spreekt zijn bewondering uit voor de praktische aanpak van de hemofiliebehandeling van de Britten, waarop de Britse spreker reageert met: “I like to be called pragmatic in Berlin”. Een Amerikaan kan er in een paneldiscussie met een Brit ook wat van: “you Brits have decided to leave the EU behind, but we elected a president who has decided to leave the world behind.”

De eerste dagen zijn veel zalen te klein voor het aantal belangstellenden, en daarom zijn er overflowzalen opengesteld: dan zit je naar een leeg podium te kijken, maar je ziet wel de slides en hoort de spreker. In de overflowzalen wordt niet geapplaudisseerd (dat ziet en hoort de spreker toch niet) en veel mensen zitten ook eigenlijk iets anders te doen, zoals hun mail te checken op hun laptop of telefoon. Toch is het de eerste dagen nog rustig, met ‘slechts’ 5.000 congresgangers. Op dag 3 verdubbelt het aantal deelnemers en is ook de farmaceutische industrie duidelijk aanwezig. Er zijn nu meer zalen, en om die te bereiken, moet je in sommige gevallen eerst door de hallen met stands van farmaceutische bedrijven. Voor de koffie en lunch die in die hallen geserveerd worden, staan er in de pauzes lange rijen, waardoor je soms het begin van de volgende sessie mist. Maar ja, regel dat ook maar eens, duizenden mensen tegelijk van een kopje koffie voorzien.

Tijdens de lunch zijn er postersessies in drie hallen tegelijkertijd. Een stuk of tien zigzaggende rijen prikborden staan opgesteld voor iedere dag andere posters. Er zijn veel mensen die een foto maken van mijn poster, en een enkeling die ook een vraag stelt. Ik maak een praatje met mijn Britse buurvrouw en we passen op elkaars spullen terwijl de ander lunch haalt. Op een moment dat er geen relevante praatjes voor mij zijn, loop ik langs de andere posters. Ik maak af en toe foto’s, met als voornemen later meer informatie op te zoeken over die poster.

Na ruim 5 dagen, tientallen presentaties, iedere avond een ander feestje en bijna een week van te weinig slaap zijn we allemaal uitgeput. Moe, maar zeker ook voldaan, keren we huiswaarts. Of genieten we nog een weekend van Berlijn bij wijze van welverdiende korte vakantie.

Eén gedachte over “Congresseizoen”

Plaats een reactie